BD-toespraak bij Keti Koti

Op donderdag 30 juni vond onder de Anton de Kombrug in Zaandam de jaarlijkse Keti Kotiherdenking plaats. Op verzoek van de organisatie, het Comité 30 juni/1 juli Zaanstreek, hield Erik Schaap namens het Bureau Discriminatiezaken een toespraak over de rol van de Zaanstreek bij de slavernij. Sfeerbeelden van de bijeenkomst zijn hier te zien. De toespraak is hieronder te lezen.

In 1780 zeilt het fregatschip De Vigilantie van Middelburg naar Suriname. Bij een tussenstop in Sierra Leone koopt de bemanning 322 tot slaaf gemaakten. Een aantal van de gevangengenomen Afrikanen komt op het schip in opstand. Dat oproer wordt met harde hand neergeslagen. Er vallen doden, er springen mensen overboord. Drie dagen later – het schip is dan al op volle zee – ontstaat er een nieuwe opstand. De bemanning van het schip slaat ook die neer. En een maand later herhaalt die situatie zich.

Begin oktober 1780 arriveert de Vigilantie bij de monding van de Surinaamse Marowijnerivier. Daar loopt de boot op een zandbank. De gevangenen aan boord slaan voor de vierde keer aan het muiten. Ze belagen de bemanning. Die vlucht met een sloep naar de wal, de kapitein voorop. Ze nemen achttien tot slaaf gemaakten mee, vooral vrouwen en kinderen. De achterblijvers, je kunt ze verzetsstrijders noemen, verdwijnen waarschijnlijk in het binnenland van Suriname. Zij zijn verantwoordelijk voor één van de slechts vier gedocumenteerde grote opstanden aan boord van een Nederlands slavenschip.

Hun namen zijn onbekend. De naam van een exploitant van het slavenschip weten we wel. Het is de Zaandamse houtverkoper, eigenaar van enkele scheepswerven en gemeenteraadslid Aris van Broek. Een kleine twee eeuwen na zijn geboorte wordt deze handelaar in Afrikaanse gevangenen geëerd met een nog altijd bestaande straatnaam in Zaandam, de Aris van Broekweg.

Een ander voorbeeld. In 1742 arriveert Johannes Phaff met zijn vrouw en kind in Suriname. Deze Zaandamse leraar heeft tot taak om daar als eerste predikant van de pas opgerichte Lutherse gemeente aan de slag te gaan. Johannes Phaff beperkt zich niet tot preken en dopen. Hij wordt eigenaar van vijf Surinaamse plantages. Daar is hij tot zijn dood, twintig jaar later, de baas over honderden tot slaaf gemaakten.

Ik wil, tot slot, nog één voorbeeld noemen van de Zaanse betrokkenheid bij kolonialisme, mensenhandel en slavernij. Oliefabrikant Evert Cornelis Smit is begin negentiende eeuw de burgemeester van Koog aan de Zaan. Hij belegt een deel van zijn kapitaal in Surinaamse plantages. Samen met een plaatsgenoot bezit hij duizenden hectares grond en honderden tot slaaf gemaakten. Hoe de gevangenen aankijken tegen hun soms dodelijke dwangarbeid, blijkt wel uit het scheldwoord dat ze gebruiken voor één van de plantages waarin Evert Smit heeft belegd: Adjakka. Dat betekent onder meer ‘plaag’ en ‘besmettelijke ziekte’.

Het zijn drie bijna willekeurige illustraties van Zaanse betrokkenheid bij de slavernij. Hoe groot die betrokkenheid precies was, weten we niet. Er is nooit diepgaand onderzoek naar gedaan. Dus is het onbekend welke Zaankanters zich ermee bezighielden. Hoeveel plantages zij bezaten. En of er op de vele Zaanse scheepswerven slavenschepen zijn gebouwd of onderhouden.

24 jaar geleden vroeg het Bureau Discriminatiezaken aan de gemeente Zaanstad om een straat te vernoemen naar Anton de Kom. Het duurde vijftien jaar voor die wens gehonoreerd werd, maar sinds 2013 is de Anton de Kombrug een feit. Anton de Kom was een bruggenbouwer tussen diverse bevolkingsgroepen. Deze brug ligt tussen de Verzetsheldenbuurt aan de ene kant van de Gouw en de Kleurenbuurt aan de andere kant. Toepasselijker kan het niet.

Enkele maanden geleden is de Anton de Kombrug aangekleed met een prachtige muurschildering. En er komt volgend jaar, hier vlakbij, een toepasselijke herdenkingsplek. Hopelijk kan Keti Koti dan daar plaatsvinden. Wat mij betreft blijft het daar niet bij. De gemeenteraad vroeg vorig jaar om een onderzoek te laten uitvoeren naar het koloniaal verleden van de Zaanstreek. Volgens het College van B&W is dat te duur: 150.000 tot 300.000 euro. Het lijkt er dus op dat er geen onderzoek komt. Volgend jaar is er in het gemeentehuis een expositie te zien over slavernij. Dat is een gebaar van goede wil. Wellicht is dat tevens een mooie aanleiding om alsnog het koloniaal verleden van de Zaanstreek onder de loep te nemen. Ik denk dat dat mogelijk moet zijn voor minder dan anderhalve ton.

Het percentage Zaanse inwoners met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond ligt hier boven het landelijk gemiddelde. Zij verdienen zo’n onderzoek naar de omgang met hun voorouders. En eerlijk gezegd verdienen al die andere Zaankanters het ook.