CRM: Bonprix discrimineert

Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) is van mening dat het postorderbedrijf Bonprix zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie. Bonprix weigerde namelijk bestellingen te bezorgen bij Nederlandse woonwagencentra. Een inwoonster van Zaanstad en het Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland hadden het CRM om een oordeel gevraagd over de werkwijze van Bonprix.

In juli 2016 bestelde een inwoonster van Zaanstad enkele kledingstukken bij Bonprix. Toen het bedrijf liet weten dat ze geen gebruik kon maken van de aangeboden mogelijkheid om achteraf te betalen voor de bestelling nam ze contact op met Bonprix. Het internationaal opererende postorderbedrijf gaf vervolgens zowel telefonisch als, desgevraagd, schriftelijk te kennen niet te leveren aan woonwagencentra. De Zaanse klant vroeg naar het waarom van de afwijzing en kreeg vervolgens nog twee keer een afwijzing. De genoemde redenen voor de weigering aan huis te bezorgen varieerden van frauduleuze handelingen van klanten elders in Nederland tot de ‘bijzondere status’ van woonwagencentra. Indien de klant de gewenste artikelen toch wilde kopen, diende ze (in tegenstelling tot andere klanten) én vooruit te betalen én haar bestelling op te halen bij een enkele kilometers verder gelegen afhaalcentrum.

Voor de klant in kwestie was de handelswijze van Bonprix reden om samen met het Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland een oordeel te vragen aan het College voor de Rechten van de Mens. Dat kwam, na een op 6 januari 2017 georganiseerde zitting waar beide partijen hun standpunten konden uitleggen, tot het standpunt dat Bonprix een verboden onderscheid maakte op grond van ras.

Het CRM-oordeel is van belang voor alle woonwagenbewoners van Nederland die met een vergelijkbare werkwijze te maken hebben (gehad). Uit onderzoek is gebleken dat woonwagenbewoners in het verleden vaker zijn achtergesteld bij het leveren van goederen en diensten.

Bonprix heeft het Bureau Discriminatiezaken inmiddels laten weten het eigen beleid ten aanzien van woonwagenbewoners te gaan evalueren en waar nodig bij te stellen.